Pieter van Dam (24) en Anna Hofman (25)

Pieters eerste huwelijk
Pieter wordt op 7 november 1787 in de gemeente Bodegraven geboren als jongste kind van Pieter van Dam (48) en Geertruij Struijs (49). Hij brengt zijn vroegste jeugd door op een boerderij in de Noordzijderpolder. In 1794 overlijdt zijn vader. Dan, of wat later, gaat hij met zijn moeder, twee zusjes en een broer verhuizen naar Zwammerdam.
Image VL00070
Bilderdam rond 1800.
Het volgende dat we van Pieter weten is dat hij, wanneer hij twintig jaar is, in juli 1808 in Leimuiden trouwt met Trijntje Gijlswijk. Zij is zeventien en er is een baby op komst. Haar vader, Arij Gijlswijk, is kuiper en Pieter is kuipersknecht, daarom is het waarschijnlijk dat hij in huis is bij Arij, die aan het riviertje de Drecht woont in de Vriezekoopse Polder, een gedeelte van de gemeente Leimuiden. Knechten die het vak moesten leren kregen kost en onderdak bij hun baas, in ieder geval wanneer ze uit een andere plaats kwamen.
Arij Gijlswijk was afkomstig uit Aarlanderveen en dat ligt tegen Zwammerdam aan. Het kan zijn dat Pieter via bekenden hoorde over een kuiper in Leimuiden die een leerling zocht, wie weet. Het is ook mogelijk dat Pieters nicht Trijntje van Leeuwen (63) bemiddelde, zij woonde sinds 1800 dichtbij Arij Gijlswijk. In 1807 en in 1808 was Pieter kuipersknecht, in 1809 zelfstandig kuiper.
Waarom Pieter dat beroep koos, terwijl zijn familie de boerderij in de Noordzijderpolder bij Bodegraven nog had, weet ik niet. Zijn iets oudere broer was later landbouwer, ook nadat hun veehouderij was verkocht.

Het gezin van Pieter en Trijntje
Pieter en Trijntje Gijlswijk krijgen elf kinderen, onder wie een tweeling. Vier overlijden als baby. Trijntje betaalt patentbelasting om te mogen werken als naaister. Waar haalt ze de tijd vandaan? Dat zij er iets bij verdient is helaas hard nodig, want ‘De Staat van Fabrijken en Werkwinkels’ van Leimuiden uit 1819 laat zien dat het slecht gaat met de plaatselijke economie en dus met het bedrijfje van Pieter. Zijn geschatte gemiddelde inkomen is 65 cent per arbeidsdag. Er zijn twee kuiperijen in de hele gemeente Leimuiden, blijkbaar is dat te veel, aangezien er gebrek aan opdrachten is. Pieter woont in het gehucht Bilderdam aan de Drecht.
In maart 1825 sterft Trijntje op de leeftijd van 34 jaar. De oudste dochter van Pieter, Pieternella (*1808), zal na het overlijden van haar moeder wel voor het gezin hebben moeten zorgen. Tijdens de jaren waarin zij de huishouding bestiert sterft haar kleine zusje Lijsje. Pieternella kan nauwelijks haar handtekening zetten; onderwijs voor een meisje uit een niet zo welvarend kinderrijk gezin wordt beschouwd als geld- en tijdverspilling. In mei 1829 trouwen zij en haar vader op dezelfde dag. Haar grootvader Arij Gijlswijk woont weer in Aarlanderveen, maar hij komt over om getuige te zijn bij beide huwelijken.

Het werk van een kuiper
Image VL00071
Een kuiper en zijn knecht aan het werk. Prent van Jan Luijken, eind zeventiende eeuw.
Vroeger had iedereen iets nodig van een kuiper, want hij maakte regentonnen, wastobbes, melkemmers, vistonnetjes, grote vaten om drank in te bewaren, om voedsel te vervoeren, om groenten in te conserveren (zouten) en wat al niet meer. De kuiper moest eerst een door hem gekochte eikenboom in planken zagen, of dat laten doen in een zaagmolen. Vervolgens werden de plankjes voor een vat of ton, de duigen, precies op maat gezaagd, aan de uiteinden smaller gemaakt en aan de zijkanten een beetje afgeschuind. Daarna zette de kuiper de duigen rechtop in een ringvorm en met een paar hoepels klemde hij de zaak bij elkaar. Dan volgde de verhitting. De ton in wording werd boven een open vuurtje gezet, lang genoeg om het vochtige hout te laten kromtrekken, maar te kort om het te laten vlamvatten. De warme en goed buigbare plankjes duwde hij in de juiste vorm en hij zette die vast met nog meer hoepels, van wilgentenen of van metaal. Aan de binnenkant werden langs de boven- en onderrand groeven gefreesd. Daar werden de bodem en de eventuele deksel in vast geslagen. Een goed gemaakt vat was waterdicht.

Image VL00071a
Handtekeningen van Pieter en Antje.
Pieters tweede huwelijk
Op 10 mei 1829 trouwt Pieter voor de tweede keer. Met de 25-jarige Anna Hofman uit Aarlanderveen. Zij verdient de kost als boerenmeid. Het geeft de sociale neergang van Pieter aan dat hij haar tot vrouw neemt. In zijn jeugd, als boerenzoon, was dat ondenkbaar geweest. Hij moet nu de bakens verzetten, want hij zit slecht bij kas en hij heeft nog minstens drie kleine kinderen thuis, voor wie hij een verzorgster nodig heeft.

Gastarbeiders
Anna’s overgrootouders Hofman kwamen rond 1740 naar Nederland uit Hille, in Noordrijn-Westfalen in Duitsland, als ‘bovenlanders’, mensen op zoek naar seizoenswerk in de turfwinning. Gastarbeiders zouden we nu zeggen. Zij vestigden zich uiteindelijk in Zevenhuizen, waar in 1745 hun zoon Coenraad werd geboren en in 1772 diens zoon Bastiaan. Hij is de vader van Anna.

De jeugd van mijn betovergrootmoeder Anna Hofman
De ouders van Antje, zoals haar roepnaam is, komen uit Zevenhuizen en wonen, wanneer zij wordt geboren op 21 oktober 1803, in Aarlanderveen.
Zij hebben een borgbrief meegekregen van de kerkenraad van Zevenhuizen. Dat is een verklaring dat die, tot één jaar na de verhuizing, financieel voor hen zal opdraaien, mochten ze een beroep moeten doen op de armenzorg. Zonder zo’n document konden de sociaal zwakkeren zich nergens vestigen.
Antjes vader, Bastiaan Hofman (50), is tuindersknecht. Haar moeder, Anna Prins (51), overlijdt op 11 juni 1806 op 32-jarige leeftijd. Antje is dan nog maar ruim twee en haar broertje Gerrit zes jaar. Antje wordt ondergebracht in het gezin van Jan Haak en zijn vrouw, ‘aldaar van de gereformeerde armen besteed’ en haar vader vertrekt met Gerrit uit Aarlanderveen.
Bastiaan woont in 1817, en vermoedelijk al eerder, in Mijdrecht, een plaats met veel tuinderijen. Hij leeft er samen met een vrouw, die een kind van hem krijgt, dat slechts enkele weken oud wordt. Bastiaan gaat daarna weer terug naar zijn geboortedorp, Zevenhuizen, waar hij overlijdt op 23 januari 1822, 49 jaar oud.

Wat hield uitbesteden in?
In de steden werden weeskinderen, wanneer ze geen familie hadden die voor hen kon zorgen, in een weeshuis geplaatst, maar op het platteland hadden ze die niet. Daar regelde de verantwoordelijke instantie, vaak de kerk, de uitbesteding. Er vond dan een soort veiling plaats, waar bij afslag werd geboden en dat gebeurde in het openbaar! Degene die het laagste bedrag per jaar vroeg voor het ‘in de kost’ nemen van het kind kreeg het onder zijn hoede. De zogenaamde ‘aannemer’ beoogde in de meeste gevallen er beter van te worden, door zo zuinig mogelijk te zijn en het kind te laten werken. Het moest in de winter wel naar school worden gestuurd, daar zag het kerkbestuur op toe.

Aldaar van de gereformeerde armen besteed
Vooruitlopend op het verhaal: Antje en Pieter vernoemden hun kinderen (de ouders van Pieter waren al vernoemd in zijn eerste huwelijk) naar haar moeder, die Antje zich niet kon herinneren, naar een oom, broers en een zuster, als allerlaatste kwam haar vader aan de beurt. Heel ongebruikelijk, ze moet een hekel aan hem hebben gehad. Doordat hij haar heeft achtergelaten, zal haar jeugd wel erg ongelukkig zijn geweest.
Na het overlijden van haar moeder werd Antje door ‘de gereformeerde armen’ (diaconie) als zijnde een weeskind onderhouden, hoewel ze nog een vader had. Was Bastiaan met de noorderzon vertrokken? Of was er zo’n grote armoede in Aarlanderveen dat de kerk graag had dat hij elders werk zocht, zodat hij en zijn zoontje Gerrit niet ook ten laste kwamen van de ‘bedeling’? Een dochtertje van twee jaar meezeulen bij zo’n zoektocht was ondoenlijk. Maar hij had haar na enige tijd kunnen ophalen, want hij belandde veertien kilometer verderop. Hij heeft dat niet gedaan.
Image VL00073
Bilderdam in 1909.
De ‘pleegouders’ bij wie Antje was uitbesteed waren arm, ze zaten in een zogenaamd gesplitst woninkje met een aantal andere lieden. Ongetwijfeld haalden ze haar in huis om er voordeel van te hebben. Antje was een bron van inkomsten en alles wat ze kostte was een verliespost en werd haar misschien misgund. Arme Antje! Het is natuurlijk niet uit te sluiten dat ze goed werd behandeld, maar om van jongs af aan een aparte plaats in te nemen en altijd nederig en dankbaar te moeten zijn en, vooral, niemand te hebben die echt van je houdt, dat maakt een mens niet gelukkig.

Het gezin van Pieter en Antje
Antje heeft na haar huwelijk al meteen een gezin met minstens drie kinderen die nog thuis wonen. Zelf brengt ze in dertien jaar negen kinderen ter wereld, van wie vier na enkele maanden sterven en de laatste bij de geboorte. Haar eersteling, Maarten (12), is mijn overgrootvader.
Een kleine blik in hun leven:
Op 24 augustus 1843 wordt Antjes zoontje Bastiaan geboren.
Op 16 september 1843 krijgt dochter Geertruij (*1816) een buitenechtelijk kind, Heintje.
Op 7 oktober 1843 geeft Pieter het overlijden aan van zijn kleindochtertje Heintje.
Op 30 oktober 1843 doet Pieter aangifte van de dood van Bastiaan.
In juli 1844 wordt Antjes negende kind levenloos geboren.
Dit alles, binnen een jaar, in het huis nummer 15 aan de Bilderdam.
In diezelfde woning sterft Pieter van Dam op 12 september 1854 op 66-jarige leeftijd.
De tweede zoon van hem en Antje, Cornelis, zet de kuiperij in dat pand voort.
Tussen 1860 en 1870 gaat Antje naar een ander adres in Bilderdam, samen met haar dochter Gerritje, die altijd ongetrouwd zal blijven. Antje wordt ruim 77 jaar, ze overlijdt op 21 februari 1881.
Ze had een erg droevig leven: een liefdeloze jeugd, een huwelijk met een oudere weduwnaar en de helft van haar kinderen stierf in de zuigelingenleeftijd. Ze was ook nog eens meer dan 26 jaar weduwe en dat betekende in het verleden vrijwel altijd armoede en afhankelijkheid. De kleinkinderen die ze had woonden rond De Wetering, toch gauw anderhalf uur lopen voor een oudere vrouw, dus die zag ze niet zo vaak. Nogmaals: arme Antje!

Image VL00074
Overlijdensakte van Antje. Haar zoon Cornelis weet niet precies hoe zijn jong overleden grootmoeder heette. Het moet Prins zijn.
Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.