Jan Snaterse (32) en Caatje Uijttenbroek (33)

Het geslacht Snater(se)
In de zeventiende eeuw woonde er een familie Snater in Kamerik en omgeving. Hoewel er vrijwel zeker een verbinding is met ‘mijn’ Snater-lijn, kan die niet worden gevonden. Er is een aanwijzing dat de ‘breuk’ veroorzaakt werd door een onwettige geboorte. In zo’n geval schreef men de baby in het doopboek in onder de naam van de moeder, maar dat was in die tijd geen belemmering voor het ‘onechte’ kind om de naam van de vader te gebruiken. De naam Snater is vermoedelijk begonnen als bijnaam. Had het iets te maken met het vangen van eenden, of kletste de allereerste Snater iedereen de oren van het hoofd?
De oudste mij bekende voorvader uit deze tak, de dus mogelijk buiten het huwelijk geboren Jan Janszoon Snater (ca.1693 - ca.1770), had een boerenbedrijfje in Kamerik. Hij trouwde in februari 1719, Pro Deo, in de kerk van Woerden met Neeltje Rietveld (1689-1781). Ze kregen minstens negen kinderen, van wie zes volwassen werden. Eén van hen heette ook Jan en hij was de vader van Jan Snaterse (32)

De ouders van Jan Snaterse (32)
Image VL00026
Jan Snaters (nog zonder eindletter E) werd in juli 1720 in Woerden gedoopt. Hij kreeg geen of heel slecht onderwijs, want hij kon later niet schrijven. Hij trouwde in december 1755 in Kamerik met Niesje Koorevaar (1730 -1791), zij kon wel haar handtekening zetten. Vanaf 1756 pachtte Jan een boerderij met vijftien hectaren wei- en hooiland in de polder ’s Gravensloot bij Kamerik. Hij woonde daar tot na 1778. De zaken gingen niet altijd even goed, in 1778 kon Jan zijn pacht niet betalen. Dat was al vier jaar lang het geval, omdat hij ‘door onvermogen buiten staat was’ aan zijn verplichtingen te voldoen. Had ook hij zijn koeien verloren door de veepest, die in die tijd herhaaldelijk op grote schaal voorkwam? Gelukkig werd er een regeling met de landeigenaar getroffen.
In november 1806 overleed Jan en hij werd begraven in Kamerik als ‘Snaterse’, zonder voornaam. Niesje werd in november 1791 begraven als ‘Jan Snaters zijn vrouw’! Bij zijn huwelijk in mei 1824 verklaarde een kleinzoon van dit echtpaar, Arij, onder ede dat dit inderdaad zijn grootouders waren. Voor zover we weten werden drie van de kinderen van Jan en Niesje volwassen, onder wie mijn voorvader, de volgende Jan (32).

Het eerste huwelijk van Jan Snaterse (32)
Jan wordt gedoopt op 7 november 1756 in Kamerik. Hij gaat naar school, want hij kan later zijn handtekening zetten. Uit een verslag uit 1759 kunnen we opmaken dat het onderwijs in Kamerik dan niet veel voorstelt. Ongeveer vijftig kinderen krijgen les van de koster van de kerk.
Image VL00027
Het dorp Kamerik in de achttiende eeuw.
De leerlingen moeten per week een stuiver betalen voor ‘vuur en licht’. Ze leren lezen en schrijven, maar het belangrijkste vak is het godsdienstonderricht. ‘Het cijfferen, daarvan werd hier mede niet veel werk gemaakt, omdat men misschien meent, wanneer men maar tot tien tellen kan, dat zulks al wel geleert is’.
Jan wordt denkelijk boerenknecht bij een familielid, hij staat in 1778 in het lidmatenregister van de kerk genoteerd als ‘woonende op den akker van A. Koorevaar’. In 1782 vertrekt hij naar Sluipwijk, een kleine twintig kilometer ten westen van Kamerik. In Sluipwijk en Reeuwijk bereikt de turfwinning zijn hoogtepunt tussen 1780 en 1810, Jan gaat dus zijn geluk beproeven in een omgeving met een groeiende welvaart.
Hij trouwt in februari 1786 met Lena Franken. Ze betrekken een huis aan de Platteweg, een dertiende-eeuwse ontginningsdijk aan de rand van het veengebied van Sluipwijk. Het echtpaar laat een langstlevende testament maken, maar erg rijk zijn ze niet, ze verklaren daarin ‘beneden de f 2000,- gegoed te zijn’. Lena overlijdt in maart 1793, na de geboorte van haar zesde kind, dat de bevalling ook niet overleeft. Dirk Snaterse, een broer van Jan, en Cornelis Koorevaar (een neef?) worden als toeziende voogden aangesteld over de vijf kindertjes van Jan en Lena.

Image VL00027a
Het kruisje van Jan Snaters en de handtekening van Niesje Cornelisdochter Koorevaar.
Meestal was het andersom en kon de man wel en de vrouw niet schrijven.
Toen Latijn nog de internationale wetenschapstaal was werden namen in officiële stukken vaak versierd met een Latijnse uitgang.

De Goejanverwellesluis
Image VL00028
Een afbeelding uit ongeveer 1790 van het verblijf van Prinses Wilhelmina en een hofdame in de boerderij bij de Goejanverwellesluis.
In de tachtiger jaren van de achttiende eeuw kwam in de Republiek der Verenigde Nederlanden onder invloed van de Verlichting een beweging op gang, die een meer democratische regering en vrijheid van denken eiste. De regenten en erfstadhouder Willem V weigerden echter elke concessie. Na veel onrust en toenemende druk verliet Willem V Den Haag en hij trok zich terug in Nijmegen. De Patriotten, zoals de revolutionairen zich noemden, namen in grote delen van de Republiek de macht over. De vrouw van Willem V, Wilhelmina van Pruisen, legde zich hier niet bij neer en ze reisde af naar Den Haag om te proberen haar man weer in het zadel te krijgen. Maar de Patriotten in Gouda hadden er lucht van gekregen en ze hielden haar koets aan bij het riviertje De Vlist, op 28 juni 1787. Ze dwongen haar enige tijd in een boerderij bij de Goejanverwellesluis in Hekendorp te blijven, om de beslissing van de patriotse Staten van Holland af te wachten. Die stuurden haar terug. Wilhelmina was razend, het was ongehoord dat gewone stervelingen hun wil oplegden aan een vorst. Ze verkreeg de steun van haar broer, de koning van Pruisen, en die kwam hier met zijn troepen zijn zwager Willem weer aan de macht helpen.
Image VL00028a
Dominee Cluwen uit Sluipwijk wordt door Pruisische soldatenachter een paard gebonden naar Gouda gesleept.
Duizenden vooraanstaande Patriotten vluchtten naar Frankrijk, waar ze de Franse Revolutie (1789) meemaakten en aan de Fransen vroegen om in de Republiek door middel van militair ingrijpen ook een dergelijke omwenteling te bewerkstelligen. Dat lukte uiteindelijk in 1795. Het had heel wat consequenties voor Nederland, het heeft later zwaar moeten bloeden voor die hulp.
De Goejanverwellesluis ligt zes kilometer van Sluipwijk. Zou Jan nog zijn gaan kijken naar de boerderij waar Wilhelmina vastgehouden werd? In ieder geval moet hij wel gehoord hebben van de gebeurtenis. Het was toen zo bijzonder dat ‘het volk’ een prinses de pas afsneed, dat dat verhaal ongetwijfeld als een lopend vuurtje door de streek zal zijn gegaan.
De predikant van Sluipwijk, ds. Cluwen, was een fervent Patriot. Dat kwam hem duur te staan toen de Pruisen in 1787 het land veroverden. Een groep Pruisische huzaren drong de pastorie binnen en nam hem gevangen. Achter een paard gebonden werd hij naar Gouda gesleept. Die horde kan langs de Platteweg zijn gekomen.

Image VL00029
In 1813 maakte een landmeter een kaart van Sluipwijk. Dit gedeelte daarvan toont de Platteweg, waaraan de resten van de oorspronkelijke kavels liggen. Alleen de weg en de erven rondom de bebouwing zijn niet afgegraven. Het overige is allemaal verveend land, water dus, met hier en daar een legakkertje. Om een indruk te geven van de grootte: dit stuk Platteweg is 1250 meter lang. De huizen aan de andere kant van de weg zijn niet getekend, omdat die in de gemeente Stein lagen. Hoe vervenen gebeurde staat bij Arij Snaterse (16).
Het tweede huwelijk van Jan
In april 1793 koopt Jan ‘een huis met erf en schuur, zijnde een herberg van ouds genaamd ‘Het Houten Huijs’, gelegen op het blok Elfhoeven aan de Platteweg alsmede drie partijen land en water’ voor f 1000,-.
Volgens de eigendomsbewijzen is het geheel, naar mijn berekeningen, ongeveer tien hectaren. Op 23 maart 1794 hertrouwt de 37-jarige Jan in zijn woonplaats Sluipwijk met de vijftien jaar jongere Caatje Uijttenbroek (33).

Caatje en haar ouders
Caatje is een dochter van Willem Uijttenbroek en Antje Jongeneel. Ze wordt op 27 oktober 1771 in Sluipwijk geboren. Ze moet al vroeg haar moeder missen, want in 1782 hertrouwt haar vader. Hij werkt op een schip dat turf vervoert.
In een akte uit 1819 vond ik over hem: ‘Genoemde Willem Uijttenbroek is dertig jaar geleden in dienst van Arij Mul te Reeuwijk met een turfpraam naar Moordrecht gegaan en aldaar in het schip overleden en te Moordrecht begraven in november 1789’.

De herberg
Caatje heeft al meteen vijf kleine kinderen. Zij krijgt er zelf nog negen, onder wie mijn betovergrootvader Arij (16). Twee zoontjes overlijden jong. Caatje heeft het vast en zeker geweldig druk met zo’n groot gezin, ondanks de hulp van enkele dienstboden. En een herberg brengt ook een hoop werk met zich mee. Het zal overigens wel een tappersherberg, wat wij nu een café noemen, zijn geweest. De hectaren grond die Jan in bezit heeft worden vanzelfsprekend gebruikt om vee te houden en fruit en groenten te kweken en dat zorgt eveneens voor heel wat bezigheden voor de huisvrouw.
In mei 1795 komt de nieuwe Municipaliteit (gemeentebestuur en voor de lage rechtspraak en het notariaat in de Bataafs-Franse periode) bijeen en ze delibereren over een locatie voor de raadsvergaderingen. Iemand stelt voor die te houden ‘ten huijze van den burger Jan Snaterse, casteleijn in de herberg genaamd ‘Het Houten Huijs’ op de Platteweg’, totdat ze iets beters hebben gevonden en ‘mits den casteleijn op billijke conditiën daartoe inclineert en behoorlijk receptie doet’. Dat doet Jan blijkbaar, want vijf jaar later staat in een advertentie: ‘Op Woensdag den 19 Maart 1800 zal ten huijze van Jan Snaterse casteleijn in het Regthuijs (waar de gemeenteraad vergadert. A.N.) van Sluijpwijk in de Platteweg, even buijten Gouda, publiek verkogt worden, met drie vierde crediet tot St. Jacobsdag (25 juli. A.N.) aanstaande, Twee Bargen welgewonnen Hooy’.

Image VL00030
Een herberg rond 1800. In het midden staat een bierstelling, daar zaten vaten bier in met een kraantje om te tappen.
Burgers
Iedereen werd in het begin van de Bataafs-Franse periode ‘burger’ genoemd, als reactie op al die schitterende aanspreektitels van de regenten tijdens de Republiek vóór 1795. Zelfs werden hier en daar de familiewapens uit de grafstenen weggebeiteld, om postuum nog even in te peperen dat alle mensen gelijk zijn.
Nadat de Patriotten in 1795, met behulp van een Frans leger, de macht hadden overgenomen, ging het economisch bergafwaarts met het toch al niet zo welvarende Nederland. De Fransen eisten f 100.000.000,- voor hun militaire ingrijpen, een buitengewoon hoog bedrag in die tijd, en de jonge Bataafse Republiek moest ook nog eens vele tienduizenden Franse soldaten bij burgers inkwartieren. Bovendien werden ze op kosten van ons land van nieuwe uniformen voorzien. Onder de dekmantel van elkaar bijstaan en broederschap was dit eigenlijk een bezettingsleger. De met de Fransen in oorlog zijnde Engelsen pakten onze koloniën af, waardoor de handel grotendeels stil kwam te liggen. Ook het verbod, vanaf 1806, om zaken te doen met Engeland was voor ons land heel nadelig. Uiteraard betaalden de burgers het gelag, de belastingdruk werd bijna ondraaglijk. Vreselijke armoede, bedelarij, landloperij en criminaliteit waren het gevolg.
De gewone man zal nog wel eens met weemoed hebben gedacht aan de tijden van uitbuiting door de regenten.

Jan, de kastelein, landbouwer, armmeester en taxateur
Hoewel er landelijk veel veranderingen komen na de omwenteling van 1795, gaat het dagelijks leven in Sluipwijk natuurlijk gewoon door. Maar de kans is groot dat er wel ‘Fransozen’ ingekwartierd zijn, wie weet bij Jan zelf ook. En de sterk teruglopende economie speelt hem ongetwijfeld parten wat zijn herberg betreft. Ik denk dat Jan hem definitief sluit wanneer in 1806 de nieuwe belastingen op het hebben van bedienden, op het uitoefenen van een beroep en op alcoholische dranken worden ingevoerd. Hij heeft een aardig boerenbedrijf en aangezien de landbouw het in die periode goed doet, kent hij zeker geen armoede.
Image VL00031
Een veenarbeider aan het werk.
Prent van Jan Luijken, eind zeventiende eeuw.
Behalve voor zijn eigen gezin, waar iedere twee jaar een kind bij komt, heeft Jan tevens de zorg voor enkele neefjes en nichtjes, over wie hij toeziend voogd is. Daarnaast is hij nog armmeester. Dat was iemand die de kas en de bezittingen van de armenzorg beheerde en geld uitkeerde aan de behoeftigen.
In 1812 koopt Jan een turfschuur, kennelijk verveent hij stukken van zijn land; in het verhaal over zijn zoon, mijn betovergrootvader Arij (16), staat wat dat allemaal inhield.
Zijn vrouw Caatje overlijdt op 24 juni 1814, op 42-jarige leeftijd. Zij heeft een lang ziekbed gehad, want de chirurgijn dient een rekening in van f 320,- voor bewezen diensten en geleverde medicijnen.
In 1814 schaft Jan enkele hectaren weiland aan; hij heeft meer ruimte nodig voor zijn veestapel. Die bestaat uit zestien koeien, een paard en vijf schapen, zoals blijkt uit de inventarisatie die wordt opgemaakt nadat Caatje is gestoven. In maart 1814 wordt Jan beëdigd als ‘taxateur van het middel op de turf’ (wat dat precies inhoudt weet ik niet) door het Vredegerecht, een voorloper van het Kantongerecht. Inmiddels is het bankroete Nederland, sinds 1813, een koninkrijk onder Willem I van Oranje geworden.

Het overlijden van Jan
In februari 1819 laat Jan zijn testament opmaken. De notaris schrijft: ‘Zijnde den comparant sints lang lijdende aan een plaatselijk gebrek aan de mond en door de gevolgen van dien van een zwak en ziekelijk lighaamsgestel, dog in het volle bezit zijnen verstandelijke vermogens zoo als bleek uit zijne redeneeringen en gesprekken zoo met mij notaris als getuigen. Hebbende ik notaris tot het na te melden einde neevens de getuigen mij ter gemelde woonplaats van den comparant begeeven alwaar denzelven zig bevond in een voorvertrek uitziende op de werf leggende vermits zijne ziekte in de bedstede aldaar’. Wat zou een plaatselijk gebrek aan de mond, dat dodelijk is, zijn geweest? Jan overlijdt op 26 april 1819 op 62-jarige leeftijd. Op diezelfde dag komt de Vrederechter een kabinet verzegelen, zodat er niets uit kan worden ontvreemd. Was Jan nog armmeester en zat het geld dat hij beheerde daarin? De notaris die na de begrafenis de boedelbeschrijving maakt moet alles zelf uitzoeken, want Jan hield er geen boekhouding op na: ‘zoo als bouwman als andersints is geen regelmatig schuldboek en eeniglijk eene aantekening gevonden’. Ja, dat krijg je, als je nooit goed ‘cijfferen’ hebt geleerd.
Jans 22-jarige dochter Johanna woont nog thuis en heeft dus voor haar vader gezorgd. Er zijn zes minderjarige kinderen, die bij het verdelen van de erfenis worden vertegenwoordigd door hun oom en toeziend voogd, Frans Uijttenbroek.
Ook de afwezige oudste zoon van Jan en zijn eerste vrouw wordt vertegenwoordigd, door een notaris uit Gouda. Deze Jan junior was ‘weleer in Franschen dienst doch van wien sedert verscheidene jaren geen bericht is ingekomen’. In 1811 moest ons land, naast tienduizenden paarden, 35.000 soldaten leveren aan keizer Napoleon, misschien was die voornoemde Jan daar ook bij. Het is goed mogelijk dat hij is omgekomen bij de veroveringstocht naar Rusland, zeventig procent van de daarbij betrokken Nederlanders is niet teruggekeerd.

De erfenis
De notaris die de boedelbeschrijving moest maken tekende alles heel nauwkeurig op. Uit zijn verslag blijkt dat Jan een redelijk comfortabel leven leidde. Hij had een eigen kamer met een bedstede en een stookplaats, een eiken tafel, een kabinet en een lessenaar met bijbel. Er was een koperen beddenpan om zijn lakens voor te verwarmen en vier schilderijen en een spiegel hingen aan de muur.

Image VL00033
Handtekening van Jan Snaterse (32).

Op zolder stonden onder meer de herinneringen uit zijn leven, een toonbank, een uithangbord, een bierstelling (een houder voor biervaten met kraantjes om te tappen), een kinderstoel en een wieg. Door de opsomming van goederen weten we dat Jan zelf slachtte en dat er aan huis kaas en boter werd gemaakt. Buiten, op ‘de werf’, lagen drie boten en omdat er in de woning netten werden aangetroffen, heeft Jan dus gevist.
Hoewel hij in 1819 vrijwel hetzelfde bezit had als in 1814, toen Caatje overleed, was het geheel sterk in waarde gedaald. Juist in die vijf jaar waren de grondprijzen gekelderd, door veranderingen op de financiële markt in Nederland, en wellicht had Jan flinke stukken laagliggend weiland afgegraven om turf te winnen. Dat is een snelle manier om aan geld te komen, maar niet verstandig. De schulden waren ook nog eens erg hoog, zodat er voor de twaalf kinderen weinig te verdelen viel. Zijn zoon Dirk nam het beheer van de boerderij over; hij vertrok in 1839 naar Gouderak. Het huis werd verkocht en in 1840 afgebroken.
De nakomelingen van Jan waren overwegend arme arbeiders, behalve zoon Dirk en diens zoon, zij waren landbouwers met een behoorlijk bedrijf. Had Dirk een rijke vrouw getrouwd, of was het gewoon dat de zoon die het boerenbedrijf voortzette daar, met uitsluiting van de andere erfgenamen, de vruchten van plukte? De plek waar Jan woonde en werkte is nu Platteweg huisnummers 29, 31 en 33 en waarschijnlijk het water daarachter.

Image VL00033a
Het dorp Sluipwijk in 1795.

Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.