Jaapik van Leeuwen (26) en Hendrikje Geltelder (27)

Jaapik
Jaapik wordt op 29 juni 1798 geboren als zoon van Claas van Leeuwen (52) en Jannetje Prook (53), in Nieuwe Wetering, in een huisje ‘op de Hanepoel’, een inham van het Oude Leidsche Meer, dat later is opgegaan in de Haarlemmermeerpolder. Hoe het gezin aan de kost komt weet ik niet. Verdient Claas zijn brood als visser? Dat ze arm zijn is wel duidelijk. Claas en Jannetje zijn in 1789 Pro Deo, dus zonder te betalen, getrouwd.
Wanneer Jannetje in september 1807 op 43-jarige leeftijd is gestorven, gaan twee broers van haar naar de Weesdag van Alkemade, de gemeente waar Nieuwe Wetering een deel van is. Claas is niet aanwezig, misschien is hij ziek. De broers Prook vertellen de Weeskamer dat hun zuster twee zonen heeft nagelaten, Gijsbert, twaalf jaar en Jaapik, negen jaar oud en dat er voor de kinderen niets te erven valt, omdat het gezin diep in de schulden zit. De Weesmeesters benoemen Arij Prook tot toeziend voogd over zijn neefjes.
Vader Claas overlijdt twee jaar later, in december 1809, in Nieuwe Wetering. Dat is als volgt opgeschreven: ‘……heeft op de vierde van de wintermaand 1809 een lijk aangegeven. De naam van het lijk is Claas van Leeuwen’ (!). Jaapik zal later zijn eerste kind, een dochter, Hilletje noemen. Een zuster van zijn vader heet ook zo. Heeft die voor Jaapik en zijn broer gezorgd tot ze op eigen benen konden staan en wordt ze uit dank vernoemd?
Wanneer hij negentien jaar is wordt hij voor de militaire dienst uitgeloot. Zijn signalement vermeldt dat hij 1.73 m. lang is, blond haar, blauwe ogen en verder geen bijzondere kenmerken heeft. Daarna gaat hij naar Bleiswijk. Hij is boerenknecht.

Wat was een Weeskamer?
Een Weeskamer was een plaatselijk college van goed bekendstaande mannen, de Weesmeesters. Wanneer er bij een overlijden sprake was van minderjarige erfgenamen, ook als er nog één ouder leefde, dan waren de nabestaanden verplicht dat te melden bij de Weeskamer, tenzij die bij testament was uitgesloten.
De Weesmeesters benoemden voogden, die de eventuele erfenis moesten beheren, en ze controleerden of de wezen niet werden benadeeld. In Alkemade vergaderde de Weeskamer één maal per maand, op de zogenaamde Weesdag, die hoge frequentie was helaas nodig. In de Franse Tijd werden deze colleges opgeheven. Het Vredegerecht, een voorloper van het Kantongerecht, nam hun taak over.
Mensen met bezittingen regelden meestal zelf per testament de voogdij over hun kinderen en de verdeling van de goederen. Er werd dan speciaal genoteerd dat zij de Weeskamer uitsloten (secludeerden). De notaris van een voorvader uit Bodegraven formuleerde het in 1780 zo:
‘Secluderen zij uijt hunne nalatenschappen alle Heeren Weesmeesteren en speciaal de Heeren Schout en Weesmannen van Bodegraven, of alwaar hun Comparanten (degenen die het testament laten opstellen. A.N.) Sterfhuisen zoude mogen komen te vallen, minderjarigen woonagtig of eenige goederen gelegen zouden mogen zijn, behoudens derzelver respect en waardigheid’.
De door de ouders aangewezen voogden moesten, wanneer hun pupillen volwassen werden, wel aan de Weesmeesters, of in een kleine plaats aan de Schepenen, verantwoording over hun beheer van de erfenis afleggen.

Hendrikje
Hendrikje wordt geboren in de gemeente Bleiswijk op 18 mei 1799. Haar ouders, Mattheüs Geltelder (54), arbeider, en Maartje Borreboom (55), wonen in de buurtschap De Kruisweg, die bijna een uur lopen ten noorden van het dorp Bleiswijk ligt.
In die buurtschap is een schooltje, dat door de armenzorg van overheid en kerk wordt betaald, met een bescheiden bijdrage van de ouders. Het is een slecht onderhouden gebouwtje, dat maar één klaslokaal heeft, waarin een tafel en twee banken staan. Daar gaat Hendrikje ’s winters, wanneer er niets te verdienen valt, naartoe, neem ik aan. Haar vader zet in ieder geval zijn kruisje (hij is analfabeet) onder een petitie aan de overheid om de school over te nemen, om de kosten voor de bewoners van De Kruisweg te drukken. Hendrikje steekt er heel weinig op, later kan ze bij haar huwelijk haar naam niet schrijven. Vanaf haar tiende jaar krijgt ze vermoedelijk helemaal geen onderwijs meer, want dan overlijdt haar moeder, ‘op den derden van de hooimaand’ 1809, op 47-jarige leeftijd. Hendrikjes flink wat oudere zuster werkt waarschijnlijk al bij een boer. De kans is groot dat Hendrikje, zo goed en zo kwaad als het gaat, de huishouding moet doen en op haar jongere zusje en haar kleine broertje moet passen. Na verloop van tijd trouwt vader Mattheüs opnieuw, maar ook die vrouw overleeft hij.
Image VL00079
Het gemeentehuisje van Bleiswijk, waar Jaapik en Hendrikje zijn getrouwd.
In Hendrikjes huwelijksakte staat dat ze arbeidster is. Bleiswijk heeft in die periode overwegend akkerbouw en daarom zal ze wel op het land hebben geholpen. Het gezin is ongetwijfeld erg arm. In de winter hebben ze geen inkomen en moeten ze een beroep doen op de diaconie. Elk jaar wordt er in de kerk een collecte gehouden ‘voor de zeer vele behoeftigen’.

Jaapik en Hendrikje
Ze trouwen op 6 november 1823 in Bleiswijk. Evenals Hendrikje kan Jaapik niet schrijven. Ik denk dat ze in De Kruisweg gaan wonen, want in die buurtschap zit veel familie. Vijf maanden na de bruiloft wordt hun dochter Hilletje geboren en daarna krijgen ze twee kinderen die als baby sterven.
Het zijn jaren van buitengewoon slecht weer, blank staande landerijen en misoogsten. Met als gevolg steeds schrijnender armoede. De kerk en de burgerlijke overheid van Bleiswijk komen daardoor in de problemen met het financieren van de bedeling. Bestaande huisjes worden in kleine gedeelten gesplitst, om de mensen zo goedkoop mogelijk onder te kunnen brengen.
Hendrikjes broertje overlijdt in 1819 en haar vader in december 1826. Hoewel zij veel neven en nichten in De Kruisweg heeft, verhuizen Jaapik en Hendrikje in mei 1827 naar Rijnsaterwoude, waar de twee zusters van Hendrikje met hun mannen wonen. Die band is natuurlijk sterker, of is er daar meer werk te vinden?

In Rijnsaterwoude en Leimuiden
Net als in Bleiswijk is Jaapik in Rijnsaterwoude boerenarbeider. Er worden nog vier meisjes geboren, van wie twee de volwassenheid niet bereiken. Mijn overgrootmoeder Martina (13) groeit op in dit gezin. Hilletje huwt Jacob Borst uit Leimuiden. In mei 1863 trouwen Martina en haar zuster Jannetje op dezelfde dag, respectievelijk met Maarten van Dam (12) en zijn broer Cornelis.
Ergens vóór 1880 trekken Jaapik en Hendrikje bij Hilletje en haar man in de gemeente Leimuiden in. Ze zijn voor die tijd heel oud en hebben verzorging nodig, veronderstel ik. In 1881 wordt Hilletje ziek. Martina verhuist dan met haar gezin van Oude Wetering naar Leimuiden. Ik denk om haar familie te gaan helpen, want haar zuster heeft geen kinderen meer. Hilletje sterft in december 1881 en Jaapik op 28 augustus 1882. Hij is 84 jaar geworden, ondanks zijn zware leven vol ontberingen.
Daarna blijft Martina bij haar moeder, maar in mei 1884 gaat ze weer met man en kinderen naar Oude Wetering terug. Ze laat haar elfjarige (!) dochter Clazina achter, zodat die de huishouding kan doen voor haar grootmoeder en haar aangetrouwde oom Borst. Clazina zorgt voor hen tot Hendrikje overlijdt op 27 april 1891, bijna 92 jaar oud, een uitzonderlijke leeftijd in de negentiende eeuw. Hendrikje heeft al haar kinderen op Jannetje na overleefd, ook Martina (13), die in 1887 is gestorven.
Clazina gaat niet lang na de dood van haar opoe naar de Haarlemmermeer om met Marcus Uithoven te trouwen.

Image VL00080
De kerk van Rijnsaterwoude, waar mijn overgrootmoeder Martina is gedoopt.
Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.