Arie Cornelis Snaterse (4) en Elisabeth Post (5)

Arie Cornelis
Mijn grootvader Arie Cornelis wordt op 5 januari 1871 geboren in de Haarlemmermeer, in een huisje aan de Leimuiderdijk, vlakbij de Lisserweg, als zoon van Teunis Snaterse (8) en Elisabeth Verheul (9). Aries vader is gehandicapt, hoe hij de kost verdient is onduidelijk, maar dat ze arm zijn is zeker. Arie heeft een bijna twee jaar jonger zusje, Dirkje. Zij gaan, denk ik, naar de openbare school in Oude Wetering. Arie moet voor een arbeiderskind uit die tijd vrij lang onderwijs hebben gehad, want hij heeft later een haast zwierig te noemen handschrift. In deze periode verhuist het gezin naar een woninkje dat een paar honderd meter verderop staat, aan de Huigsloterdijk. Wanneer Arie dertien jaar is gaat hij als pakhuisknecht werken bij de graanhandel Van Geel, naderhand wordt dat Bos en Nugteren, ook aan de Huigsloterdijk. Hij zal er zijn hele arbeidzame leven blijven. Arie hoeft niet in het leger, omdat ‘hij door den militieraad uithoofde van te zijn eenige wettige zoon van den dienst is vrijgesteld’.

Image VL00115
Leerlingen van de christelijke school in Oude Wetering in het voorjaar van 1884. Het meisje met het lichte jurkje is Betje, ze is dan elf jaar. Vroeger ontwikkelden de kinderen zich lichamelijk niet zo snel als tegenwoordig. In verhouding tot een meisje van die leeftijd nu zag Betje er nog erg jong uit.

Elisabeth
Image VL00116
Betje.
Mijn grootmoeder Elisabeth, haar roepnaam is Betje, wordt geboren in de Haarlemmermeer op 9 september 1872, als dochter van Abraham Post (10), scheepsjager, en Neeltje van der Drift (12), die aan de Lisserdijk wonen, iets ten noordwesten van het gemaal de Leeghwater. Wanneer Betje een peutertje is verhuizen ze naar Huigsloot, waar haar zusje Hester wordt geboren, en in 1876 gaan ze naar de Huigsloterdijk. Daar sterven in 1883 haar broertje Gerardus en haar zusje Antje, zes en vier jaar oud, twee dagen na elkaar aan difterie. Ongetwijfeld is dat een vreselijke ervaring voor Betje geweest.
Zij en Hester bezoeken de christelijke school in Oude Wetering. Dus moeten ze dagelijks met een bootje over de Ringvaart worden gezet en dan is het nog een flink eind lopen. Betje krijgt, evenals mijn grootouders van moederszijde, onderwijs van meester Jansz.
Zoals vrijwel alle meisjes uit haar milieu wordt ze dienstbode, ze werkt bij boer Bos op de Lisserweg, tegenover de plek waarop later haar man, tijdens zijn tweede huwelijk, een huis zal laten zetten. Bos heeft een gemengd bedrijf, dat betekent dat Betje, naast haar huishoudelijke taken, waarschijnlijk moet helpen met het melken van de koeien en ’s zomers met het binnenhalen van de oogst. In mei 1893 gaat ze naar haar vader en moeder, die op dat moment in Sassenheim wonen. Het kan zijn dat ze ontslag heeft gekregen, want Betje is van plan te gaan trouwen met een jongen van de Huigsloterdijk, Arie Cornelis Snaterse. In dat buurtje kent iedereen elkaar natuurlijk, maar dat de ouders van Arie een aantal jaren naast Betjes grootvader Post wonen, is een extra kans om iets moois op te bouwen.

Arie en Betje
Op 2 augustus 1893 trouwen ze in de Haarlemmermeer. Opa Gerrit Post is getuige, vader Teunis Snaterse is dan al overleden. Arie en Betje trekken in bij de moeder van Arie, of zij bij het jonge paar; ze staan in die tijd onder hetzelfde (nieuwe) huisnummer op de Huigsloterdijk geregistreerd. Op 14 augustus 1895 wordt hun eerste kind, mijn vader, Teunis (2), in dat woninkje geboren. Het is rond 1930 afgebroken.

Image VL00116a Image VL00116b
Arie Cornelis Snaterse. Elisabeth Post.
Deze foto’s zijn waarschijnlijk gemaakt in 1893, ter gelegenheid van hun huwelijk.
Image VL00117a
De handtekeningen van Arie en Betje op hun huwelijksakte, met daaronder die van vader Abraham Post en grootvader Gerrit Post.
Arie is van huis uit hervormd en Betje gereformeerd. In het bevolkingsregister staat op hun gezinskaart onder het kopje ‘kerkgenootschap’ Nederlands Hervormd. Men heeft dat doorgestreept en er, met een ander handschrift, Gereformeerde Gezindte boven gezet. Vermoedelijk in 1895, Arie doet in maart van dat jaar belijdenis van het geloof in het houten noodkerkje van de gereformeerden in Oude Wetering. Teunis zal zeker in de daaropvolgende augustusmaand zijn gedoopt, maar die gegevens zijn niet te vinden.
In oktober 1897 wordt de tweede zoon van Arie en Betje, Abraham, geboren. Ze zijn inmiddels verkast naar wat nu Huigsloterdijk 36 is. De moeder van Arie is naar een huisje vlakbij gegaan; waren ze niet zo tevreden over het samenwonen? Terwijl Arie zijn werk bij de graanhandel doet, verdient Betje er wat bij door een winkeltje te houden. Ze verkoopt een beperkt assortiment levensmiddelen.

Image VL00117
De geboorteakte van de oudste zoon van Arie en Betje.
Image VL00118
De Huigsloterdijk, waar Arie en Betje woonden, in het huisje achter de man met de emmer. (Foto uit 1905).

Foto’s
Wanneer Teun zo’n jaar of drie is gaat Betje met haar beide kinderen naar Leiden om ze te laten vereeuwigen. Teun heeft op dat fotootje een kieltje met een kniebroek en rijglaarsjes aan, maar de twee jaar jongere Bram draagt een jurkje. Dat was toen gewoon voor een jongetje dat nog niet zindelijk was.

Image VL00119 Image VL00119a
Teun op driejarige leeftijd. Teuns broertje Bram.
Een nicht van Betje, die haar goed gekend had, vertelde mijn moeder eens dat Betje erg blij was toen de kiekjes per post uit Leiden aankwamen. Ze ging de hele buurt af om die te laten zien. Ze was trots op haar flinke zoontjes en op hun mooie portretjes. Dat van mijn vader heb ik in mijn bezit en elke keer dat ik het in handen krijg, moet ik aan de blijdschap van mijn grootmoeder denken. Lang heeft ze niet van haar kinderen kunnen genieten.

Betje overleden
Betje en Arie krijgen in maart 1899 een dochtertje, Neeltje, dat een dag vóór haar eerste verjaardag overlijdt. Betje sterft twee en een halve maand later, op 22 mei 1900, op de leeftijd van 27 jaar. Waaraan zou zo’n jonge vrouw zijn overleden? In die tijd was tuberculose volksziekte nummer één, ik ga ervan uit dat ook zij daar het slachtoffer van geworden is. Rond 1900 stierven, op een bevolking van vijf miljoen, tienduizend mensen per jaar aan die longaandoening.
Betje was, volgens de al eerder genoemde nicht van haar, een opgewekte, spontane vrouw, voor iedereen even hartelijk. Je zou dat niet zeggen wanneer je het portret ziet, dat ter gelegenheid van haar huwelijk is gemaakt. Maar, zoals een tante van mij zei: “Wij lachten vroeger nooit op een foto, dat hoefde niet”.

Arie alleen verder
Arie heeft in ruim vijf maanden zijn moeder (in december 1899), zijn dochtertje en zijn vrouw verloren. Hij is nog maar 29 jaar. Zijn zuster Dirkje, die in augustus 1899 bij hun moeder is gaan wonen omdat haar huwelijk is gestrand, is na diens overlijden ingetrokken bij Arie. In de droevige periode van het sterven van Neeltje en Betje zal Dirkje wel een grote steun voor hem zijn geweest. Zij blijft bij Arie en zijn gezin totdat hij voor de tweede keer trouwt. Ik denk dat zij Teun en Bram die, hoe jong ook, natuurlijk ontdaan waren door het verlies van hun moeder, liefdevol opving, want mijn vader heeft altijd een warm plekje in zijn hart gehad voor zijn tante Dirkje.

Aries tweede huwelijk
Op de Huigsloterdijk woont in die tijd een parlevinker. Dat is iemand die vanuit een klein bootje de mensen op de langsvarende schepen levensmiddelen en huishoudelijke artikelen te koop aanbiedt. Hij en zijn vrouw hebben twee nichtjes in huis genomen nadat de ouders van hen waren gestorven. Eén van die meisjes Van der Laan, Clazina, trouwt op 22 januari 1904 met Arie. Zij is 19 en Arie 33 jaar. Clazina (ik weet haar roepnaam niet, voor mij is ze altijd Oma Snaterse geweest) heeft al meteen twee stiefzoontjes van acht en zes jaar oud en het duurt niet lang voor ze in verwachting is. Ondertussen drijft ze het winkeltje, wat na Betjes dood waarschijnlijk door Dirkje is gedaan. Die vertrekt twee maanden na het huwelijk van Arie naar de overkant van het water, naar Oude Wetering, waar ze gaat samenwonen met haar man, van wie ze in 1899 van tafel en bed is gescheiden. Ze hebben zich kennelijk weer verzoend. Later zullen ze verhuizen naar de Huigsloterdijk.
In november 1904 wordt het oudste kind van Arie en Clazina geboren, dat maar kort leeft. Daarna komen er nog tien kinderen, van wie twee eveneens jong overlijden. Een dochtertje verdrinkt op ruim driejarige leeftijd en een baby sterft, een week oud, in het ziekenhuis in Leiden. Arie, Piet, Dirk, Henk, Bets, Coba, Kees en Koos worden volwassen, trouwen en krijgen allemaal nageslacht.

Naar de Lisserweg
Blijkbaar verdient Arie niet slecht en heeft het winkeltje goed gelopen, want in maart 1911 krijgt Arie vergunning voor ‘het oprichten van een woonhuis met schuur’ aan de Lisserweg (nu nr. 14), vlakbij hun oude stek. Hoeveel geld dat laten bouwen hem kost weet ik niet, maar wel dat hij het allemaal bij elkaar heeft gespaard.

Image VL00121
De Lisserweg, waar Arie en zijn tweede vrouw in 1911 een huisje lieten zetten. Het is het op één na laatste in het rijtje aan de linkerkant. De foto is genomen vanaf de Huigsloterdijk. Rechts is nog vaag de boerderij van Bos te zien, waar Betje dienstbode was.
Het nieuwe huis heeft aan de voorkant een kamer van 20 m2 met twee bedsteden, en een piepklein zijkamertje. Aan de achterkant is een woonkeuken en een bijkeukentje, het zogenaamde klompenhok, waar de ingang is. Een trap in het overloopje voert naar de zolder; jaren nadien worden daar een paar kamertjes getimmerd. Dan is er tevens een aangebouwde schuur met achterin een plee, die loost op de pleeput (deze woorden heb ik van de bouwtekening). Boven de gootsteen in de keuken is een op de regenput aangesloten pomp. Voor toen geen onaardige woning.
Na verloop van tijd zitten Arie en Clazina er met acht kinderen. Passen en meten dus. Gelukkig vertrekken Aries zonen uit zijn eerste huwelijk, Teun en Bram, rond 1920 naar Amsterdam, dat geeft meer ruimte.
Achter het huis ligt een stuk grond, waar Arie groenten verbouwt en kippen, konijnen en varkens houdt. Het voer voor de beesten wordt bewaard op het zoldertje van de schuur, wat ratten aantrekt. Het is dan ook geen pretje om naar ‘het gemak’ te moeten gaan. Afgezien van de ratten, het stinkt er vreselijk, weet ik nog wel.
Het gemak zelf is een soort grote houten doos met op de juiste plek een gat. Dat moet je na gebruik sluiten met een deksel met een handvat erop. Zo nodig kun je je bedienen van stukjes krantenpapier, die aan een touwtje zijn opgehangen. Of er daarna handen worden gewassen? Ik kan het me niet herinneren.

Een druk en zorgelijk bestaan
Image VL00122
Arie Cornelis Snaterse (derde van rechts) voor de graanhandel bij zijn vijftigjarig jubileum als voorman-pakhuisknecht in 1934.
Arie en Clazina (vanaf hier Opa en Oma Snaterse) hebben een druk leven. Opa werkt lange dagen in het pakhuis, waar hij veel met zware zakken graan moet sjouwen. Hij wordt weliswaar voorman en hij gaat soms met paard en wagen naar Alphen, waar de firma een dependance heeft, maar het zeulen met graan blijft hij doen. In de dertiger jaren komen er steekkarretjes, dat scheelt al heel wat. De omgeving waarin hij dat werk verricht is uiteraard erg ongezond, hij zal er stoflongen aan overhouden.
Met haar flinke gezin is Oma vanzelfsprekend voortdurend in de weer. En het feit dat ze zuinig moet zijn en nagenoeg geen comfort heeft, zoals iedereen in die tijd overigens, maakt haar taak er niet gemakkelijker op. Ze heeft op den duur wel een hulpje in de huishouding, totdat de oudste dochter, Bets, van school af is.
Image VL00122a
Coba, Kees, Opa Snaterse, Koos, een oom van Oma, Oma Snaterse en Dirk voor het huis aan de Lisserweg. Rond 1935.
Ondertussen hebben ze, naast het verdriet om het verlies van drie van hun kinderen, ongetwijfeld ook zorgen over hun dochter Coba, die niet helemaal zoals de anderen is en over hun zoon Kees, die polio krijgt en vaak geopereerd moet worden. Hij zal altijd moeilijk blijven lopen. Teun lijdt, wanneer hij een jaar of achttien is, aan tuberculose en moet in de achtertuin in een zogenaamd t.b.c.- huisje liggen om te genezen, want medicijnen tegen die ziekte zijn er dan niet.

De laatste jaren
Oma Snaterse haal ik me voor de geest als een ernstige vrouw, die zelden lachte. Opa daarentegen was een opgewekte man en een grappenmaker, volgens zijn kleinkinderen die ouder zijn dan ik. Na zo’n moeizaam bestaan, waarin hij zoveel had moeten doormaken, is dat bewonderenswaardig, of was het een façade? Hij was namelijk, ondanks zijn vrolijkheid, heel snel geëmotioneerd.
Image VL00123
Opa Snaterse in de veertiger jaren.
Ik kende hem alleen op het laatst van zijn leven, stilletjes in zijn stoel zittend en een beetje brommerig, toen hij door die stoflongen haast niet meer kon praten. Wanneer hij aan het begin van de maaltijd hardop het Onze Vader bad, was hij bijna onverstaanbaar en pauzeerde hij steeds om hijgend adem te halen. Nadat Opa ophield met werken ondersteunden de oudste zonen hem financieel, omdat hij geen pensioen had.
Een paar dagen vóór Opa stierf ging ik, elf jaar oud, met mijn ouders mee vanuit Amsterdam naar de Lisserweg. Ik herinner me dat ik op een gegeven ogenblik alleen bij Opa’s bed in het zijkamertje zat; het zal wel niet lang hebben geduurd, maar ik vond het eng. Opa lag hoog in de kussens en had het hoorbaar benauwd. En het was er vreemd schemerig. Een lampje van twintig watt was de enige verlichting, één van de vele maatregelen om van zo weinig mogelijk rond te komen.
Opa overleed op 1 februari 1951, op de leeftijd van tachtig jaar. Toen mijn vader thuiskwam en het ons vertelde was hij aangedaan; ik was daar behoorlijk van onder de indruk, want ik had mijn vader nog nooit verdrietig gezien. Het verlies van mijn grootvader zelf raakte me nauwelijks, ik was de zoveelste van zijn grote schare kleinkinderen en ik geloof niet dat ik ooit een woord met hem heb gewisseld.
Image VL00123a
Oma Snaterse
Na alle drukte van de verzorging en de begrafenis vond Oma, die zich al een poos niet goed voelde, eindelijk de tijd om eens naar de dokter te gaan. Ze bleek kanker te hebben. Zij overleed op 14 augustus 1951, ze werd bijna 67 jaar.


Deze website is gemaakt en ontworpen door NMMOnline.